auto-bio

 Peyton Place
“Hans, deze film is niets voor jou. Hier ben jij nog veel te jong voor. Doe de tv maar uit.” Het was weer eens zover. En ik maar denken dat mijn vader achter mijn rug in zijn luie stoel zat te slapen. Tegenstribbelen werkte averechts, wist ik uit ervaring. Mokkend gehoorzaamde ik hem, drukte de tv uit en ging naar boven.
Ik las nu een boek, daar kon geen Peyton Place tegenop. Gisterenavond was ik er erin begonnen. In mijn slaapkamer, terwijl mijn broertje al rustig sliep. Het boek kwam van mijn oudere zus M. , die het weer geleend had van onze grote broer.
Het ging over een jonge kunstenaar en zijn grote liefde Olga. Ik was gegrepen door het verhaal waar de liefde vanaf spatte. Geschreven met een directheid en verbeelding die nieuw voor mij waren. En natuurlijk, van de expliciete seks was ik ook niet vies. Maar het was geen seksboek – al zal mijn vader het ongetwijfeld zo noemen. Het was een ontroerend verhaal over liefde, kunst, over natuur, ziekte, over dood.
Voor de zekerheid had ik het boek in bruin kaftpapier gestoken en het kwam mijn slaapkamer niet uit. Dit moest voor mijn vader verborgen blijven. Hij zou zich geen raad weten: niet met het boek, niet met mij, en misschien ook niet met meneer pastoor of mijn meester. Hij zou zich diep schamen.
Met Turks Fruit van Jan Wolkers ging een nieuwe wereld voor mij open.
(deel uit kort verhaal)


Enkeltje Warszawa
Vlak voor een grote rivier komt de trein bijna tot stilstand. Dit moet de Oder zijn, en dus de Poolse grens. Terwijl de trein met veel kabaal over de hoge brug kruipt, heb ik een riant uitzicht over het brede rivierdal. Ik zie wild meanderende water, omzoomd door wild ogende ooibossen. Dit zijn de wetlands waar Nederlandse natuurbeschermers van dromen.
Ruw wordt ik uit mijn mijmeringen gestoord door de Poolse grenspolitie. De controleur, een stevige vrouw met een vierkant geboetseerde kop, houdt niet van half werk. Mijn rugzak moet leeg. Aandachtig bestudeert zij mijn lectuur. Tijdschriften, flora, Pools-Nederlands woordenboek, notitieblok – alles bladert ze door. Ze begint te stralen als ze diep in mijn bagage het platte koffertje met meetapparaat ontdekt. Met het koffertje geopend op mijn schoot valt me nu pas op hoeveel dit elektrische apparaat lijkt op een sciencefiction pistool. Mijn uitleg maakt weinig indruk. “Eruit” geeft zij te kennen. Ik schrik me rot. Impulsief stel ik voor terplekke de luchtvochtigheid te meten, als demonstratie. “Gut, aber schnell!” zegt ze, maar haar lichaamstaal verraadt dat ze er bij voorbaat niet in gelooft.
(deel uit kort verhaal over mijn eerste reis naar Polen, in 1984)


Poor Men’s Paradise
Terwijl we over smalle waterlopen door het mangrovebos scheuren voel ik me als figurant in een natuurfilm. Dit is zo spectaculair en zo onverwacht. Het contrast met de bananenplantages van twee uur geleden kan nauwelijks groter zijn. De rivier wordt breder en we laten het mangrovebos met zijn reigers en krokodillen achter ons. Voor ons ligt de oceaan. Al gauw scheren we over de helderblauwe golven. Het resort is alleen te bereiken vanuit zee. Vandaar deze spannende route. Nadat we de kustlijn een poos volgen wijst Joe naar een hutje en een vlag op het strand. Daar gaan we naar toe. Met de nodige stuurmanskunst zet hij de boot, survend op de top van een golf, hoog op het strand. In een vloeiende beweging trekt hij de buitenboordmotor omhoog en springt van boord. Wij volgen en helpen hem de boot snel hoger aan land trekken.
Nog geen uurtje later zit ik voor mijn tentje op het verder verlaten strand, met als directe buren een lawaaierige familie rode ara’s in de kokospalmen. Welkom in Poor Men’s Paradise!
(deel uit kort verhaal van vakantie in Costa Rica)


Mijn straat
Onherkenbaar, stil en leeg. Geen  auto’s, geen fietsen, geen groen.
De bomen die tot gisteren de straat sierden zijn geveld. Wat rest zijn de op navelhoogte afgezaagde stammen, wat blad en hazelnoten. Containers, wegversperringen en bouwmaterialen barricaderen de uiteinden van de straat. Verbods- en waarschuwingsborden geven overduidelijke signalen: ‘verboden te parkeren’, ‘wegsleep regeling van kracht’, verboden in te rijden’. Met de auto’s zijn ook de fietsers en wandelaars verdwenen.
Een graafmachine verstoort de stilte. Grommend klimt het monster met een lading net losgemaakte klinkers naar de vrachtwagen bovenin de straat. Met veel lawaai tuimelen de stenen in de open bak. De stank van diesel hangt nog lang tussen de gevels van de statige herenhuizen.
Op het trottoir staan geheimzinnige codes gekalkt: ‘water??’, ‘2x LS’, GAS-mantel’, uitbundig voorzien van kleurige pijlen.  Aan de overkant liggen tientallen betonnen rioleringsbuizen keurig in het gelid, als aangespoelde dolfijnen.
Onderaan de straat zijn mannen met hun schoppen aan het graven gegaan.  Ze maken grappen met de machinist van de graafmachine. Ik zie de lol er niet van in.
Het is kil en grijs. De motregen gaat over in stevige druppels. Ik trek mijn hals dieper in mijn jas en loop terug naar huis.
(Arnhem, 2009)

Natuur in tekst en beeld