Op de kortste en meest druilerige dag van het jaar stap ik op de trein naar Groningen. Een perfecte dag om de grote overzichtstentoonstelling van Dale Chihuly te bezoeken. Flitsend langs de donkere naaldbossen van Hooghalen en de verzopen graslanden van de Drentse Aa gaan mijn gedachten terug naar eerdere exposities die ik van deze glaskunstenaar zag, decennia geleden in het noordwesten van de V.S. Daar werd ik ondergedompeld in een mij volstrekt onbekende beeldtaal van vormen, kleur en licht. Zo had ik glas nog nooit gezien: zo kleurig, speels en – door de vaak organische vormen – toch ook wel weer vertrouwd.
Ik liep daar tussen reuzenschelpen – of waren het schalen? – en sliertige waterplanten. En zag fantastische bloemen. Maar het mooiste was toch de onderwaterwereld van de oceaan. Mijn verwachtingen zijn vandaag dus hooggespannen.
Het Groninger Museum heeft een dozijn zalen uitgetrokken om de in zeven zeecontainers aangevoerde glaskunst te laten zien. Elke zaal heeft een thema en toont het werk dat Chihuly en zijn team in een bepaalde periode, met bepaalde technieken en stijl hebben gemaakt. Zo zijn er de staande cilinders die geïnspireerd zijn op de kleuren en patronen van de dekens van de oorspronkelijke bewoners van de Pacific Northwest: de indianen. Of de ‘baskets’ die in vorm en tint veel weg hebben van de indiaanse manden van gevlochten boomvezel.
Chihuly haalt zijn inspiratie overal vandaan, zegt hij. Bewust en onbewust. Soms spoelen de ideeën gewoon aan op het strand van de Stille Oceaan, zoals de glazen ballen die de netten van Japanse vissers drijvend houden. Veel van zijn series zijn geïnspireerd op de natuur: zowel de wilde natuur van de groene staat Washington als de bloemrijke tuin van zijn moeder.