Regelmatig benaderen kennissen me met vragen in de trant van: ik heb nu toch iets gezien… Gevolgd door een hoogst originele beschrijving, en dan natuurlijk de onvermijdelijke vraag: wat is het?
Zo ook vorige week. Een vriendin had opvallende vraatsporen gezien aan dikke beuken. Onderaan de stam waren rondom flinke oppervlaktes bast weg geknaagd, tot op ruim een halve meter hoogte. Zou dit van een bever kunnen zijn, was de voorzichtige suggestie.
Beuk
Goede vraag, wat zou het anders kunnen zijn?
Maar tegelijkertijd realiseerde ik me dat ik tussen die duizenden door bever aangepakte wilgen, populieren, essen en kersen nog nooit een beuk had ontdekt. Immers beuken groeien niet in uiterwaard of broekbos – het voorkeursbiotoop van de bever.
Daarbij is beukenhout ook nog eens keihard. Trouwens, dit Veluwse bos met slechts een streepje water is toch allesbehalve een beverbiotoop? Er zat niet anders op: ik moest het met eigen ogen zien.
Paarden?
Een dag later speurde ik als een rechercheur op plaats delict. Ik had de aangevreten beuken, precies op de overgang van stuwwal naar uiterwaard, al snel gevonden. Het bleek nog gekker dan ik dacht. Zelfs de wortelaanzet was door ‘de grote knager van bast ontdaan. Het leek verdacht veel op het werk van de IJslandse paarden die vijftien kilometer oostelijker in het nationaal park Veluwezoom zeer effectief beuken strippen. Maar hier, op de steile zuidhelling van het Veluwemassief bij Doorwerth, lopen geen paarden…
Ik zocht verder. Eindelijk vond ik wat dunnere bomen – beuk, es en eik – die op karakteristieke beverwijze waren doorgeknaagd. En in het water dreven de bekende bevertakken: in hanteerbare lengte geknipt – de tandafdrukken waren duidelijk te zien. Het ontbaste hout blonk wit in de zon; werk van de laatste weken, schat ik.
Lees verder Bevers tussen de beuken