“Kek- kek- kek”, klonk het op 6 mei schel boven ons huis. Vanuit de tuin kon ik de geluidsbron niet zien, maar het maakte wel dat ik de rest van de middag enigszins opgewonden de hemel in de gaten hield. Want dit leek verdacht veel op de roep van de slechtvalk, een van mijn favoriete vogels. Waarom? Lees dat in een andere blog. Niet dat ik deze fiere jager zo goed ken. Zo vaak zie ik de vogel niet, en horen nog minder. De slechtvalk associeer ik met vogelrijke woeste landschappen zoals de Wadden waar ik de vogel in de winter vaak zie jagen. Of met steile rotswanden in gebergten, waar de valk broedt. Voor mij is de slechtvalk vooral een vakantievogel.
Ik was de valk boven mijn huis alweer vergeten toen ik drie weken later het markante geluid opnieuw hoorde, boven het kerkplein in het centrum van de stad. Nu had ik meer geluk. Boven de hoofden van de mensen gaven twee slechtvalken een wervelende luchtshow – vreemd genoeg was ik de enige die er oog voor had. Ze lieten zich vanuit de hoogte vallen en schroefden weer naar boven, buitelden om hun as met de poten in elkaar, flitsten weg en scheerden weer terug. Het was aantrekken en afstoten. Steeds als de vogels elkaar naderden klonken hun opgewonden kreten. Ze verdwenen achter de hoge toren van de Eusebiuskerk. Het kan niet anders, dit was hun liefdesspel, en de hoge toren was vermoedelijk hun thuis. Vanaf dit moment ben ik het paar gaan volgen.
Nu, ruim vier maanden later, is het tijd om balans op te maken van wat ik tijdens die tientallen uren kijken en wachten van de slechtvalkenfamilie heb gezien. Het klopte dat ze op de kerktoren zaten te broeden. Het harde bewijs hiervoor vond ik eind mei op internet: daar zag ik foto’s van 4 jonge dieren in de buurt van een nestkast, later ook een foto van een jong dat rondscharrelde op de stoep van het gemeentehuis, naast de kerk.Ik ben bang dat drie jongen het niet hebben gehaald, want ik heb ik nooit meer dan één jong gezien. Dat was gedurende de eerste twee maanden dat het kon vliegen en de ouders de jonge valk trainden om het voor te bereiden op haar zelfstandigheid (omdat de vogel relatief groot is, ik ga ervan uit dat het een ‘zij’ is). In juni trof ik het jong vaak rustend op de torenspits. Pa bracht haar prooien (vogels), die hij op een van de plateaus op de toren afleverde, maar later in de lucht overgooide. Die moest het jong dan komen halen. Het jong maakte steeds meer en langere vliegtochtjes. Ik zag het – al dan niet met ouders – boven Park Sonsbeek en op de Hoge Veluwe. In juli was het evenals de ouders overdag nog maar zelden op de toren aan te treffen. ’s Avonds zag ik het jong meestal wel op de toren, samen met een, soms beide ouders.
Regelmatig zag ik de jonge valk boven het stadscentrum achter duiven aanjakkeren, dat hoorde ongetwijfeld bij de les. Sinds begin augustus heb ik haar niet meer gezien. Klaar voor een solitair leven – zo gaat dat bij slechtvalken. Nee, echt gezellige vogels zijn het niet. Dat zie ik ook bij pa en ma, die soms nog wel beide op de toren overnachten, maar nooit knus naast elkaar.
De laatste maand zie ik nog maar zelden een slechtvalk in de binnenstad. Maar ik geef toe, ik post ook niet meer bij de kerktoren. Volgend voorjaar zoek ik deze broedplaats zeker weer op. En vanzelfsprekend houd ik mijn oren dan permanent gespitst!
Voor mij is de slechtvalk inmiddels een vertrouwde vogel geworden. Het goede nieuws is dat deze prachtige vogel, na jaren van vervolging en vergiftiging, op vele plekken is teruggekeerd. In Nederland zijn er nu minstens 150 broedparen.