Als een bergmassief torent het duin uit boven de platte strandvlakte. Wit zand steekt scherp af tegen de blauwe lucht, het doet me denken aan besneeuwd hooggebergte. Terwijl ik langzaam nader groeit de berg groter en hoger. Natuurlijk wil ik naar de top!
De klauterpartij in het rulle zand valt niet mee, de zandwand blijkt hoger en steiler dan het beneden leek. Mijn jas gaat open, muts af en handschoenen uit – ondanks de vrieskou. Puffend kom ik hoger, mijn uitzicht groeit. Vanaf de afgeplatte top zie ik beneden me de strandvlakte van de Noordsvaarder, daarachter het bos bij West-Terschelling, natuurlijk de vuurtoren en nog weer verder een strookje Waddenzee.
Als ik me omdraai ligt de Noordzee aan mijn voeten. Groepen van honderden eidereenden dobberen op plekken waar de branding net wat rustiger is. Aan de horizon is het een komen en gaan van blokkendozen (containerschepen) en koelkasten (autoschepen).
Helm groeit op dit duin niet veel, valt me op als ik enkele kilometers over de zandrug loop. Ik zie wel vers opgestoven heuvels en kolossale kuilen waar zand uitgestoven is. Gelukkig is het vandaag windstil, want anders zou ik hier gezandstraald worden. Dit is nu hoe duinen voor mij horen te zijn: levend, altijd in beweging.
Hoe anders waren de duinen uit mijn jeugd: kaarsrechte dijken van zand, met helm beplant en overal prikkeldraad en bordjes ‘verboden toegang’. Vanzelfsprekend was struinen taboe. Ook de schaarse paden waren met draad en hekwerk omgeven. Toch hield ik toen al van duinen. Ik wist niet beter. Al voelde het nooit echt prettig, dat strakke keurslijf.
Nu weet ik wat ik toen miste: vrijheid, wildheid, natuurlijkheid – beter gezegd: leven.
Op Terschelling (en andere plaatsen aan de kust) vind je tegenwoordig gelukkig steeds meer van dit soort levende duinen. Duinen waar het zand mag stuiven. Waar je spontane duinvorming ziet naast erosiekuilen. De leek denkt bij dergelijke ‘wilde’ zones wellicht aan achterstallig onderhoud. Het is echter hoogst innovatief kustbeheer!