In een tijd van klimaatverandering en zeespiegelstijging heb je als duinbeheerder wel wat uit te leggen als je gaat graven in de zeereep.
Want anderhalve eeuw lang is er overal aan de kust hard gewerkt om de buitenste duinrijen om te bouwen tot aaneengesloten zanddijken. Hoe strakker en hoger, hoe veiliger – was het idee.
Duizenden mensen hebben hier hun brood verdiend met helm planten, bestrijden van konijnen en het achter prikkeldraad houden van zwerflustige wandelaars. Want kaal zand dat was taboe, dat zou immers kunnen gaan stuiven…
En nu vreten graafmachine grote gaten in het duin…
Nieuwe inzichten leren dat die smalle kunstmatige duinrijen toch niet zo veilig zijn. Duinen kunnen beter bewegen, en het zand stuiven. Dat zorgt op termijn voor een grotere zandmassa en het voorkomt dat de natuur in het duin veroudert (wat nu extra snel gaat door de stikstofdepositie).
Meer kaal zand en minder helm en struweel is ook goed voor de biodiversiteit. Een meer gevarieerd milieu met minder hoge begroeiing biedt meer kans aan kleine karakteristieke planten, insecten en vogels. Het helpt soorten als duinviooltje, zandhagedis, blauwvleugelsprinkhaan en tapuit.
Als duinliefhebber zag ik al heel wat projecten waar zand weer mag stuiven: bij Schoorl en Meijendel, op Terschelling en Ameland. Toch was ik aangenaam verrast toen ik onlangs pardoes in de Kennemerduinen bij Bloemendaal door een stuifsleuf fietste.
Dit is echt groot! Hier zijn in de buitenste duinrij – dus bij het strand – wel vijf geulen gegraven van elk 100 tot 150 meter breed en elf meter diep. Bovendien is in het verlengde van de geulen de begroeiing verwijderd tot op het kale zand. Bij stevige westenwind kunnen zand én zout vanaf het strand nu vér doorwaaien. Dat zal ik graag eens met eigen ogen zien en proeven!