Een dag zonder kleur. Het miezert. Links ligt de kwelder, rechts de polder en ik loop op de groene dijk daartussenin. De regen en de grauwsluier over het landschap maken dat mijn blik steeds dichter bij mijn laarzen komt.
Ineens ligt het daar: een vogelpootje. Een vrij lang, zwartig pootje – als een takje met een flauwe knik. Zonder vogellijfje, nog geen veertje in de buurt. Zonder het aluminiumringetje had ik het nooit gezien.
Ik wurm het smalle ringetje van de poot, wat pas lukt als ik het pootje breek. Ik schrik zelf van het droge ‘krak’. Schichtig kijk ik om me heen, bang voor getuigen bij deze lompe daad. De slechtvalk, die wat verder op een paal zat, scheert weg. Last van schuldgevoel?
Met een loep ontcijfer ik thuis de code op de ring. Na mijn melding ontvang ik al gauw bericht van het Vogeltrekstation. Inderdaad, een zilverplevier; 15 maanden geleden geringd, op nog geen twee kilometer afstand van de plek waar ik het pootje vond.
Onvoorstelbaar. Dat deze kleine wereldreiziger, die broedt op de onmetelijke toendra van Alaska of Siberië, zó gehecht is aan zijn vaste winterverblijf aan de rand van dit kneuterige Waddeneiland in mistig Holland, dat ie daar jaarlijks de halve aarde voor overvliegt.
Dat was een bijzondere ontmoeting tussen twee wereldreizigers.
Mooi geschreven verhaal Hans. Het lijkt een beetje een mogelijk begin van een detective. Wat gaat er nu gebeuren? Van welke vogel is die poot? En dan: je komt erachter. En nog de vraag: wat is het toch dat ‘vreemde vogels’ zo gehecht raken aan Nederland. Ik kan meepraten!