Genietend van de krachtige lentezon en het exotische landschap van getijdenpoeltjes en witte krijtrotsen tegen een strak blauwe lucht hoorde ik ineens een vertrouwd gekwetter: een groepje boerenzwaluwen dat de kustlijn volgde naar het noorden.
Dat was precies twee weken geleden, aan de Israëlische Middellandse Zee, vlakbij de grens met Libanon. Die middag zag en hoorde ik nog veel meer boerenzwaluwen; ze vlogen opvallend gericht – zeg maar gehaast. Overduidelijk vogels die in Afrika overwinterd hadden en die nu terugkeerden naar hun broedgebied in Europa, misschien wel naar Nederland…
De meeste vogels steken niet graag grote watervlaktes over, zij volgen veel liever de kust. Dat is veiliger. Om de omweg niet al te groot te maken vliegen zij scherp aan de kust, dat is bovendien gemakkelijker navigeren. De vele miljoenen vogels die jaarlijks tussen Afrika en Europa trekken kiezen bij de Middellandse Zee voor een westelijke (via Gibraltar) dan wel een oostelijke route. Omdat de vogels bij voorkeur ook niet over de (Syrische) woestijn vliegen vernauwt de oostelijke trekbaan zich boven Israël tot een smalle strook.
Het noord-zuid georiënteerde dal van de Jordaan is voor veel vogels een favoriete reisroute. In dit vruchtbare gebied vinden zij voedsel, dekking en water – dat geeft ze gelegenheid om even bij te tanken of uit te rusten op hun lange reis. Tweemaal per jaar persen zich 500 miljoen vogels door deze groene vlakte die begrensd wordt door de bergruggen van Galilea en de Golan. Na de stichting van de staat Israël zijn hier met grote ijver wetlands drooggelegd, voor de landbouw en tegen de malaria. Maar gelukkig zijn enkele kleine gebieden gespaard. Natuurgebieden waar in deze tijd van het jaar naast broedvogels ook veel trekvogels gebruik van maken. Dat wilde ik natuurlijk wel eens zien.
Hula
Het bezoekerscentrum van natuurpark Hula Agamon Lake had door de drukte en vele kraampjes veel weg van een markt. Mensen die het uitgestrekte park in wilden verdrongen zich bij de elektrische golfwagentjes, de vele soorten fietsen en de excursiebussen. Wij vielen uit de toon omdat we besloten te gaan lopen. De eerste kilometers liepen we langs strakke landbouwpercelen. Maar niet getreurd, want ik zag op de akkers sporenkievit, in de sloten kleine zilverreiger en in de lucht hoorde ik de bibberende roep van de regenwulp en het gejubel van de veldleeuwerik. Het meest weldadig was echter de overrompelende stilte. Stel je eens voor, regelmatig hoorde ik niets: geen auto, geen machine, geen geroep, nog geen geritsel – alsof er iets mis was met mijn oren. Door die stilte merkte ik direct dat er hoog boven onze hoofden iets sensationeels stond te gebeuren.
Het zwakke getrompetter had ik direct herkend. Al was er met het blote oog nog niets te zien, door mijn kijker zag ik een muggenzwerm met langzaam groter wordende dieren. Overal waar ik de kijker richtte zag ik ze cirkelen. Vele duizenden dieren. Kraanvogels.
Het geluid kwam nu van alle kanten. Een deel van de statige vogels landde op een grasland voor ons. Het merendeel dreef al zwevend op de thermiek verder naar het noorden. Een nieuw groep muggen bleek uit ooievaars te bestaan, ook een stuk of duizend. De meeste vogels bleven hoog in de lucht en losten weer op tegen de Golanhoogte.
Vanuit de observatiehut zagen wij even later duizenden kraanvogels vlak voor ons lopen en vliegen, verscholen achter riet zag ik nog net de ooievaars, en bij een plasje wintertalingen, zwarte ibissen en kemphaantjes. Een beheerder vertelde dat hier tijdens het hoogtepunt van de voorjaarstrek (januari) wel 40.000 kraanvogels overnachten. Hij voert ze maïs (een ton of 7) om te voorkomen dat ze de omringende akkers plunderen.
Ik hoop dat hij ze niet teveel verwend, want ik zal ze in Europa niet graag missen.
Leuk zo’n ver weg verhaal dat jij dicht bij mijn bed brengt.
Cees