Het is weer zover. Als ik mijn werkkamer verlaat word ik op de gang bijkans gevloerd door een vreemde bedwelmende lucht – niet echt vies, wel veel. Te veel. Ik ruik busladingen musk en in de verte een verdwaald bloempje, een heel klein bloempje. Het riekt naar bezoek, naar dames van middelbare leeftijd.
Ik heb de indruk dat mensen zich de laatste jaren steeds heftiger begeuren. Naast de genoemde dames weten ook de net wat jongere heren de geurfles kwistig te hanteren. Je bent niet te benijden als je naast zo’n makker in de concertzaal zit. Het ergst zijn de jongentjes. In de kleedkamer van de sportschool weet ik niet waar ik het zoeken moet als ze de laatste restjes frisse lucht met hun agressief zurige spray verdrijven.
Nee, zelfs buiten in het bos is mijn gevoelige neus niet veilig meer. Het zal niet de eerste keer zijn dat mijn favoriete wandelpad bezwangerd is van een zware muffe damp die mij tot een andere route dwingt.
Mijn prima functionerend reukorgaan is blijkbaar niet meer van deze tijd. Het orgaan – dat zich in de loop van de evolutie heeft ontwikkeld om angstzweet op te merken, een gewillige sekspartner, wilde dieren, rottend vlees, schoon water, rijp fruit etc. – is achterhaald geworden. Want in de moderne onwelriekende wereld heb je van zo’n scherpe neus meer last dan pret.
Het lijkt erop dat de neus van veel mensen hierop al is afgestemd: meer voor vorm dan functie. Misschien ben ik wel een van de laatste Mohicanen…
Héél soms heeft deze Mohicaan ook voordeel van zijn forse gok: zo herinner ik me, lang geleden, dat ik op weg naar de bakker pardoes een wel heel spannend geurspoor kruiste.
Ik rook een veldboeket, een zonnige lentemorgen en vooral een warme, prachtige vrouw. Een geur uit duizenden, mooi in balans: aanwezig doch niet te heftig. De afzender was echter in geen velden of wegen te bekennen. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt; de bakker kon wel even wachten. Ik liep letterlijk mijn neus achterna. Dan werkte uitstekend, alleen bij drukke kruispunten was het even ‘zoeken’.
Tijdens mijn snuffeltocht werd de vrouw mooier en mooier. En mijn passen groter en sneller. Na vijf minuten en vele honderden meters verder, zag ik voor mij in een rustige straat een excentrieke modieus geklede vrouw. Dit kon niet missen. Zij was het. Ik twijfelde nog even of ik haar in zou halen…
De bakker was gesloten.
Het bezoek verlaat net ons pand. Hun sporen zullen nog wel enkele dagen blijven hangen.