Lantaarnpalen en sjoemelsoftware

Onze wijk heeft een primeur: de eerste fijnstofvangende lantaarnpaal van Nederland. Hoera, hoera, hoera!

Wat fijnstof is?
Het is de verzamelnaam voor deeltjes die zó klein en licht zijn dat ze zweven in de lucht. Fijnstof kan van natuurlijke oorsprong zijn, zoals pollenkorrels, sporen van schimmels, woestijnzand en vulkaanas. Maar in onze hoogontwikkelde samenleving komt het vaker van de mens: van auto’s, fabrieken, bioindustrie en energiecentrales.

Hoe kleiner de deeltjes, hoe verder ze in onze longen doordringen
Fijnstof is gevaarlijk, want de minieme deeltjes tasten onze longen aan. Hoe fijner de stof, hoe dieper ze in het longweefsel doordringen. Vandaar dat ontwikkelde landen er steeds meer aan doen om het fijnstofgehalte in de lucht terug te dringen. Door vervuilende industrieën te dwingen filtersystemen te gebruiken, door kolencentrales te sluiten, door (oude) auto’s uit binnensteden te weren. Vooral dieselmotoren zijn berucht om hun royale productie van fijnstof (roet) en hun effect op de volksgezondheid.

Intensieve veehouderij en verkeer
In Nederland zijn verkeer en intensieve veehouderij de grootste producenten van fijnstof – nog meer dan de industrie. Volgens het RIVM neemt de concentratie van fijnstof van jaar tot jaar langzaam af. Goed nieuws dus. Maar concentratiegebieden van bioindustrie en binnensteden met veel verkeer zijn nog steeds probleemgebieden.

Lees verder Lantaarnpalen en sjoemelsoftware

Boomfeestdag in Park Lingezegen

In het kale landschap van het jonge Park Lingezegen zag ik ze al van grote afstand, de 160 kinderen en hun begeleiders. Als een lang lint mieren sliertten zij in straf tempo naar hun werkplek voor deze ene ochtend. Dichterbij gekomen zag ik kleurige werkhandschoenen, 160 kinderen van basisscholen uit Elst planten hagen voor voedsestoere laarzen en met schoppen beladen kruiwagens. De kinderen praatten en renden opgewonden – niet gek, want bomen planten doe je niet dagelijks.

De mierenstroom splitste en splitste. Op verschillende plekken moesten hagen geplant voor het toekomstige voedselbos (boomgaard). De te planten bomen en struiken lagen al klaar: sprietige takjes met een dot wortels. Eerst de instructie en dan in kleine groepen aan de gang.

160 kinderen van basisscholen uit Elst planten hagen voor voedseDe gretigheid was groter dan de praktische vaardigheid. Het valt ook niet mee zo’n gat graven in de harde klei – zeker niet als je voor het eerst van je leven de spade hanteert. Met zo veel handen ging het werk snel. Ik zag de haag groeien.

Bij steeds meer kinderen ging het planten over in spelen en keten (met zo’n schop kan je leuk grond gooien!). Weer anderen tilden zwaarder aan hun serieuze taak. Zo zag ik duo’s die in devote concentratie de ene na de andere plant in de grond brachten. Zeer secuur, met maximale toewijding. Ze leken bijna in trance en zich sterk bewust van de magie van de boom: nu nog een iel sprietje maar straks mogelijk een oude reus.

160 kinderen van basisscholen uit Elst planten hagen voor voedseHet deed me denken aan mijn eigen jeugd. Ik wist niets van boomfeestdag (onze gemeente had meer met weilanden dan met bomen en bossen), maar ik deed wel zelf natuurexperimenten. Op kiemende bruine bonen was ik snel uitgekeken. Het maakte me wel rijp voor het echte werk: bomen opkweken.
In de duinen verzamelde ik zaad van den en eik. Dit kweekte ik op in een hoekje van onze tuin. Zo beleefde ik vlak onder mijn neus de metamorfose van zaadje tot kiemplant en vervolgens minuscuul boompje. Natuurlijk ging het kweekproces vaak mis – want ondanks mijn toewijding vergat ik mijn kwekerij ook wel eens een poosje – maar enkele bomen zijn minstens tientallen jaren oud geworden.

En belangrijker: mijn fascinatie voor bomen is nooit meer verdwenen.

Geen melk zonder poep

Nederland komt om in de poep, het loopt ons over de schoenen. Poep van varkens, poep van kippen, poep van koeien. Dat komt ervan als je als klein landje meent te moeten produceren voor de wereld. Boeren rekenen zich rijk en dromen van mondiale afzetmarkten, nu zijn hun ogen op het gigantische China gericht. Met miljoeneninvesteringen weten boeren nóg meer vlees, eieren en melk te exporteren. Aan dit “succes” zit echter een pittig luchtje.

In de al te rooskleurig opgestelde businessmodellen staren boeren en banken zich blind op hun mooie producten, maar ze vergeten de afvalstroom: de megaberg poep.

Het principe van de melkfabriek koe is zeer eenvoudig: aan de voorkant stop je er planten en water in, na bewerking komt er van achteren melk en poep uit.
Meer melk betekent dus ook: meer poep. Zouden onze hoog opgeleide boeren op hun hightechboerderijen dit echt vergeten zijn, toen zij een jaar geleden – na de opheffing van het melkquotum – direct meer melk gingen produceren? De Nederlandse turbokoeien schijten als de besten. Ze hebben het afgelopen jaar zoveel extra gescheten dat het poepplafond bereikt is. Gelukkig verbiedt nu Europa, dat onze veiligheid bewaakt, onze melkveehouders het milieu nog verder te bezwangeren met poep (eigenlijk fosfaat).

Deze krachtige Europese voet op de rem is noodzakelijk, want anders houden we hier in de natuur slechts poepsoorten en poeplandschappen over. Helaas hebben veel kwetsbare planten en dieren de afgelopen decennia al het veld geruimd. Voor hen is het te laat.

IMG_5453Is er nog een weg terug, een oplossing in het poepprobleem? Ja, zelfs verschillende wegen. De gemakkelijkste weg is: minder vlees, eieren en melk produceren, dan ontstaat automatisch minder poep. Een meer gecompliceerde manier is het fosfaat in de poep zó opvangen en verwerken dat deze niet als hinderlijke afvalstof zomaar vrijkomt, maar elders in de wereld als grondstof nuttig gebruikt kan worden.

Mijn oplossing: exporteer naast pakken melkpoeder ook zakken koemestkorrels naar China (er gaan genoeg lege containers die kant op).

Goudjakhals – tussen wolf en vos

En weer is er een vreemdeling uit het Midden-Oosten via de Balkanroute ons land binnengeslopen. Goudjakhals heet deze gelukzoeker. Het eerste exemplaar is vorige maand door een fotoval op de Veluwe betrapt. Het is een hondachtige, iets tussen wolf en vos.

Een bioloog vertelde op de radio dat de goudjakhals al tientallen jarig bezig is om zijn leefgebied naar West-Europa uit te breiden. Hij noemt het een natuurlijk proces. Een definitieve vestiging in ons land ziet hij nog niet snel gebeuren. Maar ik vertrouw het niks. Want deze Gutmensch zei ook: “Het zijn sociale dieren, ze leven in familiegroepen.”
En daar begint het gedonder. Je zult zien, ze fokken als konijnen: het begint met één, maar zó zijn ze met duizenden! Bovendien, de positief getinte berichtgeving over dit eerste exemplaar heeft een aanzuigende werking op soortgenoten die nog op de Balkan dwalen. Dat moet je niet willen willen!

Het dier is een opportunist, het eet van alles: aas, fruit, insecten, maar vooral jaagt het op levende dieren zoals hazen en konijnen. Een typische gelukszoeker dus!
Het ruikt en hoort zeer goed, en kan op grote afstand prooien speuren. De kans dat je het schuwe beest ziet is gering, want het is vooral ‘s nachts en in schemering actief. Nog eerder maak je kans om het te horen huilen.

Wat zoekt de klaploper hier? Weet het dier niet dat wij hier niet zo van vreemdelingen houden? En stiekem over grenzen sluipen heeft al helemaal geen pas. Eerst netjes aanmelden in Griekenland en dan in de opvang. Zo zijn onze regels.

Lees verder Goudjakhals – tussen wolf en vos

Levende duinen

Als een bergmassief torent het duin uit boven de platte strandvlakte. Wit zand steekt scherp af tegen de blauwe lucht, het doet me denken aan besneeuwd hooggebergte. Terwijl ik langzaam nader groeit de berg groter en hoger. Natuurlijk wil ik naar de top!

Levend duin tussen paal 3-1 op Noordsvaarder, TerschellingDe klauterpartij in het rulle zand valt niet mee, de zandwand blijkt hoger en steiler dan het beneden leek. Mijn jas gaat open, muts af en handschoenen uit – ondanks de vrieskou. Puffend kom ik hoger, mijn uitzicht groeit. Vanaf de afgeplatte top zie ik beneden me de strandvlakte van de Noordsvaarder, daarachter het bos bij West-Terschelling, natuurlijk de vuurtoren en nog weer verder een strookje Waddenzee.

Als ik me omdraai ligt de Noordzee aan mijn voeten. Groepen van honderden eidereenden dobberen op plekken waar de branding net wat rustiger is. Aan de horizon is het een komen en gaan van blokkendozen (containerschepen) en koelkasten (autoschepen).

Helm groeit op dit duin niet veel, valt me op als ik enkele kilometers over de zandrug loop. Ik zie wel vers opgestoven heuvels en kolossale kuilen waar zand uitgestoven is. Gelukkig is het vandaag windstil, want anders zou ik hier gezandstraald worden. Dit is nu hoe duinen voor mij horen te zijn: levend, altijd in beweging.

Hoe anders waren de duinen uit mijn jeugd: kaarsrechte dijken van zand, met helm beplant en overal prikkeldraad en bordjes ‘verboden toegang’. Vanzelfsprekend was struinen taboe. Ook de schaarse paden waren met draad en hekwerk omgeven. Toch hield ik toen al van duinen. Ik wist niet beter. Al voelde het nooit echt prettig, dat strakke keurslijf.

Levend duin aan begin van Boschplaat, tussen paal 19-20Nu weet ik wat ik toen miste: vrijheid, wildheid, natuurlijkheid – beter gezegd: leven.
Op Terschelling (en andere plaatsen aan de kust) vind je tegenwoordig gelukkig steeds meer van dit soort levende duinen. Duinen waar het zand mag stuiven. Waar je spontane duinvorming ziet naast erosiekuilen. De leek denkt bij dergelijke ‘wilde’ zones wellicht aan achterstallig onderhoud. Het is echter hoogst innovatief kustbeheer!

Lees verder Levende duinen

Oostpunt van Terschelling

Het eiland vraagt erom veroverd te worden, elk bezoek opnieuw. Vanaf de boot zie ik Terschelling lang uitgestrekt naar me lonken.  Vol verwachting.
In het zicht van de haven neemt mijn onrust toe. Na zoveel bezoeken, zoveel ervaringen en zoveel mooie herinneringen: waar te beginnen? Mijn tijd is beperkt…

Pas na een lange verkennende fietstocht land ik en kom ik tot rust.
Ik zie de gerafelde duinkammen, de strandvlakte van de Noordsvaarder, de kale groene Waddendijk, de brand- en rotganzen in de winterse polder, de dorpen en in de verte de belofte van de Boschplaat.
Ik zie het en het is goed. Toch weer mooier dan ik in mijn hoofd had.

In de dagen die volgen komt de verdieping, dan concentreer ik me op plaatsen waar echt veel te beleven valt. Mijn favoriet is een struintocht naar het oostpunt, naar het Amelandergat. Voor mij een van de wildste en mooiste plekken van ons land. Ik ken nauwelijks andere plaatsen waar de oerkrachten water en wind zó vrijspel krijgen en de mensenhand vrijwel ontbreekt.

HvdB20160217-007Vandaag is het helaas niet de rustigste bestemming: want al zie ik onderweg nog geen handvol fietsers en wandelaars, auto’s des te meer. Op het strand nota bene! Het zou verboden moeten worden, dit primitieve cowboygedrag van de eilanders. Ze kunnen best lopen.

Desondanks heb ik een spectaculaire ontmoeting met een kritische rustzoeker op het strand: een jonge zeehond. Topfit, levendig en nieuwsgierig bekijkt het de fotograaf. Zo dichtbij zag ik het roofdier nog nooit.
Wéér een reden om bij een volgend bezoek opnieuw naar deze uithoek te gaan.

Neus

Het is weer zover. Als ik mijn werkkamer verlaat word ik op de gang bijkans gevloerd door een vreemde bedwelmende lucht – niet echt vies, wel veel. Te veel. Ik ruik busladingen musk en in de verte een verdwaald bloempje, een heel klein bloempje. Het riekt naar bezoek, naar dames van middelbare leeftijd.

Ik heb de indruk dat mensen zich de laatste jaren steeds heftiger begeuren. Naast de genoemde dames weten ook de net wat jongere heren de geurfles kwistig te hanteren. Je bent niet te benijden als je naast zo’n makker in de concertzaal zit. Het ergst zijn de jongentjes. In de kleedkamer van de sportschool weet ik niet waar ik het zoeken moet als ze de laatste restjes frisse lucht met hun agressief zurige spray verdrijven.

Nee, zelfs buiten in het bos is mijn gevoelige neus niet veilig meer. Het zal niet de eerste keer zijn dat mijn favoriete wandelpad bezwangerd is van een zware muffe damp die mij tot een andere route dwingt.

Mijn prima functionerend reukorgaan is blijkbaar niet meer van deze tijd. Het orgaan – dat zich in de loop van de evolutie heeft ontwikkeld om angstzweet op te merken, een gewillige sekspartner, wilde dieren, rottend vlees, schoon water, rijp fruit etc. – is achterhaald geworden. Want in de moderne onwelriekende wereld heb je van zo’n scherpe neus meer last dan pret.
Het lijkt erop dat de neus van veel mensen hierop al is afgestemd: meer voor vorm dan functie. Misschien ben ik wel een van de laatste Mohicanen…

Héél soms heeft deze Mohicaan ook voordeel van zijn forse gok: zo herinner ik me, lang geleden, dat ik op weg naar de bakker pardoes een wel heel spannend geurspoor kruiste.
Lees verder Neus

Kapstok

Het wil maar niet wennen, die dubbele kapstok in de tuin van de buren. Vorige week nog stond daar een trotse esdoorn met een wijd gespreide kroon. De trots van de straat. Geliefd bij vogels, vleermuizen en alle omwonenden. Zeldzaam hoogopgaand groen in de stenen jungle van deze binnenstadswijk.

De boomverzorger had duidelijk zin in deze klus. Gezekerd aan lange touwen jongleerde hij snel en soepel over de takken en vergat niet zijn gevaarlijke speeltje – de motorkettingzaag – regelmatig te laten janken. Binnen een paar uur was het gepiept. Nog nooit stond dat lelijke schoolgebouw zó dichtbij.

De buurman opdrachtgever was op de bewuste dag niet thuis. Hij kan er nog steeds niet over uit hoe zijn toch duidelijke instructie leidde tot dit afzichtelijke resultaat. ‘Graag de klimop van de boom verwijderen en die twee, drie vervaarlijk overhangende takken boven het dak van de school’, dat was alles wat hij vroeg.

Kandelaberen noemen boomverzorgers deze operatie. Misschien is deze drastische snoei voor zo’n oude boom met dubbele stam zo gek nog niet… Ik durf het niet te zeggen: ik weet veel van bosbeheer maar niets van dit soort fratserij. In elk geval, het ding ziet er nu niet uit. Een boom onwaardig. En het is zeer de vraag of het slachtoffer ooit weer een beetje in model komt. (Optimistisch als ik ben ga ik er maar vanuit dat de taaie rakker de meervoudige amputatie overleeft…)

Ik kan niet wachten tot de takken weer gaan uitlopen en de kapstok zich weer tot esdoorn ontplooit. Boomverzorgers, vertrouw ze nooit!

Mooie woorden, nu de daden

Nog steeds associëren we de donkere dagen rond Kerstmis met sneeuw, ijs, koek-en-zopie. Met sleetje-rijden en schaatsen, zoals we dat gewoon waren in onze jeugd. Zo herinner ik me nog goed dat ik met buurjongens een aantal winters op rij iglo’s bouwde, we schaatsten op het ijs van brede kanalen. Van school kregen we ijsvrij…

HvdB20090110-005Maar met dit soort verwachtingen houden we ons voor de gek. Want kijk eens naar buiten: in de tuin bloeien nog steeds bloemen, en de gazons zijn heftig groen en moeten worden gemaaid. Niks wanten, niks mutsen. De komende dagen vragen eerder om T-shirt en korte broek: 15 graden luidt de voorspelde maximumtemperatuur, met nachten die nauwelijks onder de 10 zullen zakken.

HvdB20090110-016De vergroener sluipt sluw door het Nederlandse winterlandschap. Toch willen wij – romantici die we zijn – die witte winters met besneeuwde bomen en ijspret niet graag missen. En wat de natuur niet brengt, dat maken we gewoon zelf. Daarom schieten de kunstijsbanen overal als paddenstoelen uit de grond. En doen de handelaren in kunstsneeuw en andere gebakken lucht goede zaken.

Maar ik heb goed nieuws voor de ware winterminnaar – die van dit soort nep natuurlijk niets moeten hebben. Sinds afgelopen weekend lijkt de terugkeer van kou en vorst, van het witte Nederlandse landschap, weer dichterbij gekomen. Niet dat weerdeskundigen een koufront op hun radar bespeurden.
Lees verder Mooie woorden, nu de daden

Klimaatvluchtelingen in mijn keuken

En zo zitten er ineens vier vluchtelingen in mijn keuken, Koerden uit het noorden van Syrië.
Na wekenlang berichten in krant en op TV over mensenmassa’s die vanuit het Midden-Oosten naar Europa vluchten, voelt het onwerkelijk om het onderwerp van het wereldnieuws in mijn eigen huis te ontvangen. Grote praters zijn ze niet, ook lijken ze op hun hoede, maar tijdens de maaltijd breekt het ijs en komen de verhalen.

Fouad was boer bij Aleppo, niet ver van het door IS bezette gebied. Zijn vrouw en 6 kinderen wonen daar nog. Natuurlijk zou hij ze nog liever vandaag dan morgen naar Nederland halen. Grote zorgen heeft hij om zijn zoon van 23; zal het hem lukken uit het leger van Bashar al-Assad te blijven? Werken wil hij, zo snel mogelijk.

De speelse Mousa is met zijn 20 jaar de benjamin. Techniek wil hij studeren, zijn hobby is breakdance. Hij heeft geen vrouw, geen kinderen – dat vindt hij in zijn situatie wel zo gemakkelijk. Hij toont een kort filmpje waarop hij in een overvol rubberbootje op zee dobbert. Ruim 1200 euro koste de enkele reis… Gelukkig is hij nu hier. ‘Familie’ noemt hij ons. O, wat zou hij graag studeren in plaats van wachten, eten, slapen en uit verveling urenlang met zijn mobieltje spelen…

De voetbalgekke Ibrahim heeft heel bewust voor Nederland gekozen, vanwege de vrijheid en democratie. Volgens hem is hier geen racisme. Heel anders dan in Syrië, waar Koerden op alle mogelijke manieren onderdrukt worden. De ict-er voelt zich in ons gastvrije land al behoorlijk thuis.

Moustafah, is de stilste van het kwartet – niet alleen omdat hij weinig Engels spreekt. Vaak lijkt de tuinder in gedachten verzonken. Denkt hij aan zijn vrouw en zijn jonge kinderen die hij in Istanboel moest achterlaten?
Lees verder Klimaatvluchtelingen in mijn keuken